In 2003 strandde ik, op mijn wandeling, voor drie weken in Le Puy en Velay vanwege de hitte. Klimaatverandering was nog geen hot-topic. Nu, precies 14 jaar later, is er veel veranderd. Macron doet de republiek bewegen, het klimaat is nu merendeels onderdeel van het gemeenschappelijk geweten en het is weer heet. Erg heet.
Gisteren won Bauke Mollema de etappe van de Tour de France, die eindigde in Le Puy en Velay. Het bracht wat terug in herinnering en is een mooie reden voor mij, om mijn beschrijving van Le Puy en Velay, het oude Le Puy, hier als blog te plaatsen.
Voor wie iets wil weten over deze stad, met name de oude stad en over hoe ik daar rond liep.
Voor Bauke en de anderen.
Zo maar.
Le Puy-en-Velay
Le Puy-en-Velay ligt in een oude krater met randen van basalt en binnenin twee basalt blokken. Op de een, de Rocher Corneille, staat de kathedraal waaromheen de stad is gebouwd. Op de top staat een zeer grote gietijzeren Heilige Maagd met haar kleintje. De Notre-Dame-de-France. Op het andere, kleinere, basaltblok aan de noordzijde van de grote rots staat een kleine kapel. Het kerkje van Saint-Michel d’Aighuilhe. Aan de voet van deze miniatuur Mont Saint-Michel ligt de camping van Le Puy. Een eenvoudige municipal. Het tentenveldje ligt recht tegenover het gebouw met douches en toiletten. Dat maakt knap wat herrie, maar ik let er niet zo op omdat het toch maar voor korte tijd is.
Ik douche, doe de was, bekijk de stad. De oude stad is mooi. Het is een bijzondere stad. Vooral door de overheersing door de kathedraal. Zelfs als je niet religieus bent, wordt je gegrepen door de opzet en uitvoering van het geheel. Le Puy is de kathedraal. De kathedraal is Le Puy. Het geheel is niet los van elkaar te zien. Zelfs in de moderne tijd niet. Het toerisme, waar de stad in hoge mate van afhankelijk is, naast de ambtenarij van het departementaal hoofdstedelijke, heeft zijn bestaan te danken aan de kathedraal. De kantklossters die overal in de straatjes zitten te werken, zouden dat niet doen zonder de zwarte madonna.
De stad is de Kerk. De Kerk is de stad.
De religie is de economie en de economie is de religie.
De rondweg heeft veel winkels en op het grote plein aan de oostkant van de stad is de VVV. Ik koop daar een kaart voor de grote attracties van de stad. Het kerkje van Saint-Michel op de rots bij de camping, de Notre-Dame-de-France en het klooster. De kathedraal is zoals alle kerken vrij toegankelijk. Er is ook nog een museum, maar ik heb daar geen zin in. Later hoor ik dat het de moeite waard is. Voordat ik de kathedraal ga bekijken eerst maar even de toeristische zaken.
Het kerkje van Saint-Michel heeft trouwens veel met pelgrimage te doen. Het is niet alleen toerisme. Maar als kerk niet meer in gebruik, betalen dus. Saint-Michel is de schutspatroon van de pelgrims en voor vertrek moet je daar als pelgrim dan ook even gaan bidden. Het kerkje is gebouwd door Godescalc, de bisschop van Le Puy, die als een van de eerste bekende personen de bedevaart naar Santiago de Compostela heeft volbracht rond 950. Als voorbeeldfunctie. 268 Treden leiden omhoog. Het is weer warm. Het portaal is omgeven door prachtig beeldhouwwerk en oogt als de plattegrond van een romaanse kerk met zijn drie cirkelvormige uitstulpingen.
Het is een oude kapel, de kapel van Godescalc, en daaromheen nog een tweede kapel van later datum. Ook hier duidelijk Arabische invloeden. De oorspronkelijke toren was bij zwaar weer ergens in de 12e eeuw verloren gegaan, maar in de periode van de restauratie na de revolutie is die er maar weer bij gezet. Het is een van de meest kale en daarmee een van de meest bijzondere kerkjes die ik zie. Mooi uitzicht rondom maakt het bezoek af.
De Notre-Dame-de-France is van een geheel andere orde. Het is een gietijzeren beeld uit de 19e eeuw, gemaakt van kanonnen die buitgemaakt waren op de Russische vloot. Er liggen nog enkele kannonnen boven bij het beeld. Het is een lekkere klim met een prachtig uitzicht over de stad en de kathedraal. Net als het vrijheidsbeeld van Amerika is het beeld ook binnenin te beklimmen met wat gietijzeren trapjes. Er zijn wat luikjes waardoor je naar buiten kunt kijken. In het beeld ontstaat de illusie dat het omvalt. Ik weet niet hoe het komt, maar ik was niet de enige die de illusie had. Het is een rare ervaring. Het hoofd mag je niet in en er net onder, in de linker borst, zit ik met een Frans gezin naar buiten te kijken. Voorzichtig weer naar beneden. Ik ben blij als ik weer bij haar voeten sta. Het is een krankzinnig beeld.
Het klooster bewaar ik voor later.
Ik wil mezelf feliciteren met het bereiken van Le Puy-en-Velay met een lekkere maaltijd en loop een Spaans restaurant in. Paella met een glas wijn lijkt me lekker. Het is uit blik, slecht opgewarmd en te weinig en dat voor € 8,‑. De wijn is een klein glas voor € 3,‑. Het brood is uren geleden gesneden en half uitgedroogd. Als ik betaal staat de ober naast me en pakt de eerste munten van de tafel voordat ik het volledige bedrag heb neergelegd. Ik ben woest! Ik weet het zeker. De volgende keer dat me zoiets overkomt spuug ik op het geld. Het is de slechtste ervaring die ik in Frankrijk opdoe. Dit is ver beneden niveau. Later zal ik het in een context kunnen plaatsen. Nu ben ik alleen beledigd. Vernederd. Woest. Een dag later probeer ik nog een ander restaurant. Het is beter, maar weer te weinig voor te veel geld. Men verdient het hier te makkelijk.
Ik koop in de supermarkt een fles wijn en vette hertenpaté en trakteer mezelf op een heerlijke lunch vanwege het bereiken van Le Puy-en-Velay. Ik word ’s middags een beetje tipsy van de wijn en dommel half weg in de warmte. Ik besluit om verder zelf maar te koken en in Le Puy niet meer naar een restaurant te gaan. Alles wat ik op mijn kampeersetje klaar kan maken is beter dan wat ik voor hetzelfde geld in een restaurant krijg. Met een beetje sla erbij zelfs beter.
Het is tijd voor de kathedraal en het klooster.
Ik loop de ronde wegen door de stad tot ik beneden de Rue des Tables sta. Ik kijk naar boven, de lange weg en de trappen. Het front van de kathedraal met zijn Arabische bogen. De narthex. Daar ga ik dan maar. Een hele klim. Rustig aan over de middeleeuws geplaveide straat tot het begin van de trappen. Linksaf zou mij omlopend bij de toren en de doopkapel van Johannes brengen. Rechtsaf moet je rondlopen langs het bisschoppelijk paleis om via een smalle trapstraat bovenaan bij de sacristie en de Porche du For uit te komen. Uiteindelijk kun je helemaal achter om een rondje lopen.
Ik loop recht naar boven de trappen op en kom in de narthex. Oude romaanse schilderingen. Zeer oude cederhouten deuren met Arabisch[!] opschrift. ALLAH. Er is veel beschadigd in dit voorportaal, maar ook nog heel veel te zien. En er wordt driftig gerestaureerd. Ik loop door, verder de trap op naar een kalige tussenruimte waar je rechts- of linksaf kunt.
Maar als er geen mis is kun je ook rechtdoor. Dat doe ik. Verder naar boven. Dan ben ik echt verrast. Uit de nauwe trapkast kom je plotseling midden in het hart van de kerk recht voor de zwarte madonna in haar gekantkloste gewaad, het afgodsbeeld waar omheen de verering van Maria is gebouwd. Links ligt in een kapel de tafel van de dolmen van de voorchristelijke verering. Een wondersteen tegen koortsen en van Mariaverschijningen. In de 8e eeuw verwijderd van haar steunen op de altaarplaats en opzij gelegd. Het is een fantastische entree. Het hart is ook het oudste stuk van de kerk en dateert uit de 5e eeuw, maar al jaren ervoor was er een heiligdom. Het geheel wordt in de 11e en 12e eeuw uitgebouwd tot wat het nu is. De kapellen in het noordelijk transept zijn nog origineel geschilderd. Aan de andere kant zijn de schilderingen recent. De rest van de kerk is kaal op wat kunstwerken na. De koepelconstructies van het schip zijn geweldig. Achtkantig doen ze me direct denken aan de Arabische constructies die ik ken, hoewel de achtkantige toren een kenmerk van het romaanse is en bijna een handelsmerk van Cluny.
De kathedraal is gebouwd boven op de heuvel en dat geeft aanleiding tot een zeer bijzondere architectuur. Het is niet de meest spectaculaire romaanse kathedraal. In bepaalde opzichten is ze zelfs niet romaans. Maar het is een in constructie en kunstuitingen zeer bijzondere kathedraal. Sterk Arabische invloeden in dakconstructie, de deuren en de boogconstructies met kleurafwisseling in de stenen. Als ze door Arabieren was gebouwd zou ik niet verbaasd zijn. Het gebruik van de heuvel in de architectuur met de narthex onder het schip van de kerk dat in een rechte façade resulteert. En bovenal de aanwezigheid van het voorchristelijk altaar. De tafel van de dolmen ingebed in de kerk.
Ik ben onder de indruk. Dat is ook de bedoeling van dit soort gebouwen. Ze worden gemaakt om indruk te maken. Er is geen verschil met seculiere gebouwen als paleizen, kastelen en stadhuizen. Allemaal om het gezag te legitimeren en te benadrukken.
Een legitimatie van het kerkelijk gezag zie ik niet in de kerk, eigenlijk ook geen gezag. De benadrukking wel.
Ik bekijk het hele complex. Klokkentoren, dodenkapel, reliekenkapel, doopkapel van Johannes, bewaakt door twee leeuwen en het klooster met de schat. Het is allemaal aardig, maar het is de kathedraal die imponeert. Het is het geheel dat imponeert.
Ik ga weer naar beneden. Ik wil nog even de stad rond lopen, internet bekijken en dan klaar maken om de vertrekken. Ik moet nog een pakket met spullen naar huis sturen. Op internet zie ik dat het weer warm gaat worden. Zo warm dat ik besluit nog maar even te blijven. Het is vrijdag 1 augustus. De tent staat gelukkig prima. Bijna de gehele dag in de schaduw. Wel tegenover het toiletblok. Dat is minder. Het wordt ’s middags minimaal 35 graden in de schaduw. Er zijn dagen dat het heter is. Ik loop ’s ochtends wat rond door Le Puy, koop een krant en een koffie en om elf uur lig ik amechtig bij de tent. Als een comateuze amoebe zit ik de tijd uit.
Toch zie ik wandelaars aankomen en vertrekken. Zie ik het niet goed? Is het toch mogelijk te lopen? ’s Ochtends is het soms zo koel, ongeveer twintig graden, dat ik denk het kan. Maar een paar uur later weet ik dat ik waarschijnlijk de kraterrand niet eens over was gekomen. Sybille en Christine, twee Duitse vrouwen komen met een auto vol spullen aan. Wir haben auch Profi-spullen hoor, zeggen ze vrolijk. Ze leggen uit dat ze in twee weken naar Conques willen lopen. Spiritualiteit van de route opsnuiven. Sybille laat me hun Duitse boekje zien. Allemaal tekst en wat schematische kaartjes. En vooral veel spiritueels. Een tekst. Ultreïa Santiago. Het pelgrimslied. Ze vraagt of ik dat ken. Nee, ik moet haar teleurstellen. Zo’n pelgrimingewijde ben ik niet. Ik waarschuw ze voor de hitte en het gewicht. Ze bedanken me, maar gaan toch. Ze pakken de rugzakken en dat gaat beter dan ik had gedacht, de spullen in de auto in gedachten hebbend. Ze zijn voor dag en dauw vertrokken. Tja, als zij het kunnen moet ik het toch ook kunnen denk ik. Twee dagen later zie ik Sybille in de stad. Ze hebben vijftien kilometer gelopen en toen is Christine bezweken. Te heet, te zwaar. Ze gaan verder in een zeer gematigde vorm.
Ik zal nog meer Duitsers tegenkomen op de Route Saint-Jacques. Het is wonderbaarlijk zo slecht als ze zijn voorbereid. Ze doen hun reputatie die ze in Nederland hebben met betrekking tot gründlichkeit geweld aan. Geen kaarten. Slechte kaarten. Te zwaar beladen. Geen idee waar Santiago ligt. Geen idee over de terreingesteldheid. Te laat vertrekken. Het gaat maar door.
Een stel Fransen, een moeder met twee dochters en schoonzoon, vertrekken ook van de camping. Korte broek, witte benen. Zo achter het bureau vandaan. Toch zien ze er niet onervaren uit. Goede spullen. Maar dat hebben alle Fransen. Een dag later komen ze terug. Benen verbrand. Ze gaan dorstig aan de kraan en onder de douche. Lange broek aan en twee uur later zijn ze weg. De vakantie wordt aan het water voortgezet in meer gematigde vorm.
Zo zijn er nog een paar voorbeelden. Ik zie natuurlijk maar een klein deel van de opgaven, want veel Fransen stappen waarschijnlijk meteen op de trein, worden opgehaald of verblijven in gîtes. Het is gewoon niet mogelijk om in dit weer goede afstanden af te leggen op een parcours zoals voor me ligt. Zij die lopen en niet opgeven, hebben het zwaar en drinken erg veel water. Er wordt door de brandweer gewaarschuwd niet te vertrekken. Later hoor ik dat ze daadwerkelijk mensen van de route hebben moeten halen. Het is moordend.
Ik bedenk dat, als ik drie weken vakantie had gehad en een stuk van de route had willen lopen vanuit Le Puy, ik waarschijnlijk toch ook vertrokken was. Ik was meer eager geweest. Feller. Het lopen is voor mij een dagelijkse bezigheid geworden. Werk. Dan kijk je wat meer uit. Je wordt wat rustiger. Ik heb altijd morgen nog.
Ik koop een nieuw shirt en kijk ook eens onder mijn schoenen. De zolen zijn versleten. Het profiel is bijna helemaal weg. Het is eigenlijk niet verbazend. Ik heb toch ongeveer 1750 kilometer gelopen. Ik besluit nieuwe schoenen te kopen. De verkoper lijkt op de gerant van het Spaanse restaurant. Volstrekt ongeïnteresseerd gooit hij een schoen naar me toe. Als ik zeg dat ik zwaardere schoenen wil hebben, type B/C, heavy trekking, zegt hij dat niemand die koopt. Ik wel, zeg ik. Hij heeft ze, dus ergens zal dan toch wel handel zitten. Tot slot wil ik eigenlijk geen Gore-Tex als voering in de schoen. Ik wil leer op leer. Dat gaat nu toch echt te ver en hij zegt dat leer op leer uit de tijd is. Dat hebben ze niet meer in Frankrijk. Hij houdt voet bij stuk en ik kan kiezen of delen. Ik neem de schoenen maar. Ze lopen prima, alleen zweet ik teveel voor dit soort voering. Zeker in dit soort temperaturen. Gore-Tex is prima, maar wel bij temperaturen onder de twintig graden. Dat geldt voor schoenen, broeken en jacks.
Af en toe valt er een onweersbui. Het is een druppel op een gloeiende plaat. Sinds Sedan heb ik geen regendag meer gehad. Alleen in Montbrison is het echt heftig geweest. Verder alleen lichte buien.
Het is droog. Ontzettend droog.
Om de schoenen in te lopen loop ik twee keer naar boven naar de kraterrand. Een keer over de GR65, de vertrekroute en een keer over de GR3, de aankomstroute. Van beide kanten is het een schitterend uitzicht op de stad. Zonder bagage loop ik de afstand in een ruim half uur. Het zijn mooie wandelingen. Ik begin een beetje wanhopig te worden. Ik zit nu al twee weken in Le Puy en er lijkt geen einde te komen aan deze vierde hittegolf. Als dit zo door gaat, ga ik de processie met de Mariarondgang nog meemaken op 15 augustus.
Het is heet. Erg heet.
Het gaat nog een week zo door. Bij een boekenantiquariaat zie ik L’Architecture religieuse a l’époque Romane dans l’ancien diocèse du Puy dat ik in Retournac had gezien op de camping. Hij wil € 750,- hebben. Te veel. Het is wel compleet en origineel. Foliobladen nog niet opengesneden. Maar Jezus, wat een bedrag. Op internet zie ik dat hetzelfde boek in dezelfde staat op een veiling € 125,- heeft opgebracht.
Hitte, droogte, mensen vertrekken en komen terug om het op te geven. Chagrijnige koppen van de hitte. Ik drink elke dag een kop koffie in Terranga – gastvrijheid in het Senegalees. Ik kan ook mijn e-mail in dat café lezen. De baas leer ik zo een beetje kennen. Als ik hem vraag hoe hij aan de naam komt, blijkt dat hij elke winter in Senegal gaat overwinteren. Net als de Nederlanders in Frankrijk en Spanje. Lachen. Nog even en de Noren komen naar Nederland. Het is mijn rustpunt in Le Puy. Dan, op woensdag 13 augustus, weet ik dat het voorbij is. De temperatuur gaat dalen. Omdat het al zo ver in de week is blijf ik nou toch ook maar om de Mariaprocessie mee te maken. Ik ben niet alle jaren in Le Puy-en-Velay. Donderdag is het nog behoorlijk warm. Ik maak de uitrusting klaar voor vertrek. Gooi wat spullen weg en stuur wat op naar Peter. Ik ben klaar.
’s Avonds is het fakkeloptocht. Eigenlijk is het niets meer dan een processie voor de kinderen met kaarsjes. Bij de kathedraal is een koor opgesteld. Volwassenen en jeugd. Niet groot. Allemaal a capella en erg zuiver. Bij het inzingen zingen ze iets dat ik niet ken, maar dat echt indrukwekkend is. Later op de avond herhalen ze dat helaas niet meer. Het officiële werk bestaat uit allemaal populaire kerkliedjes die de massa mee kan zingen. En die dat ook doet. Er worden veel weesgegroetjes gebeden afgewisseld met korte gebeden en liederen. Daarna kan iedereen de kathedraal in om Maria te aanbidden, de biecht te doen, waar speciaal extra priesters voor in de weer zijn, of wat mensen dan ook zoal in een kathedraal doen om negen uur ’s avonds. De aartsbisschoppen van Vilnius en Avignon zijn aanwezig evenals de bisschoppen van Fréjus, Toulon en Le Puy-en-Velay. Het is echt een belangrijke happening.
Het mooie moment is toch als de optocht vanaf beneden de Rue des Tables oploopt. Dat gaat al eeuwen zo en ik kan me voorstellen, dat het niets met de katholieken te maken heeft. Het is gewoon een seculiere optocht die geannexeerd is door de Kerk. In de Keltische tijden deden ze dit waarschijnlijk ook. Dit is van alle tijden. Van vroeger, van nu, van de toekomst. Dat hier nu een kerk staat heeft er niets mee te maken.
Die gebruikt het alleen. En de mensen laten zich gebruiken.
De dag er op is het iets koeler, maar toch nog flink warm. Het is 15 augustus. Maria-Tenhemelopneming. Er zijn toch wel ettelijke duizenden mensen op de been. Door de luidsprekers, overal in de stad, hoor ik klassieke muziek. Ik herken de vijfde symfonie van Beethoven, de ouverture 1812 van Tchaikovski, de ouverture Wilhelm Tell van Rossini en tot mijn stomme verbazing de treurmars van Siegfried uit Der Ring des Nibelungen van Wagner. Als deze vier op zijn begint het weer van voren af aan. Ik vind de muziekkeuze niet iets voor een feestelijke Maria-Tenhemelopneming, maar dat is persoonlijk. Er is vandaag geen religieus koor te horen. Zou dat te duur zijn of hoort het er gewoon niet bij?
Om drie uur ’s middags is de Mariaomgang. Ik sta boven aan de Rue des Tables daar waar ik voor de trappen nog net links- of rechtsaf kan. De vijf bisschoppen staan boven aan de trap op het podium. Er wordt gelezen en weesgegroetjes gebeden. Dan zie ik de zwarte madonna naar buiten gedragen worden. De stoet stelt zich op en langzaam gaat het de trap af. Er wordt via de speakers verzocht om stil te zijn als het beeld langskomt. Tot mijn verbazing werkt dat ook. Het is toch wel wat om het beeld in haar speciale gekantkloste mantel over een blauwe jurk, wiegend in haar draagstoel, van de berg af te zien komen. Dat is op zich imposant, maar ik begrijp de religieuze betekenis niet. Ik voel er helemaal niets bij. Ze begint aan haar rondgang. De geestelijkheid heeft speciale kleren aangetrokken en draagt vaandels mee. Allemaal met een speciaal kruis erop. Het Jeruzalemkruis. Ook gebruikt door de Tempeliers. Een rechtstreekse relatie met de kruistochten. Zou dat de religieuze betekenis zijn?
Er is geen toeval.
Het beeld wordt door vier man rondgedragen. Het zal een hele eer zijn, maar als ze terugkomen is er minimaal één erg slecht aan toe. Knalrood en zwaar bezweet alsof hij twintig kilometer heeft gelopen bij 40 graden met twintig kilo op zijn rug. Het is blijkbaar toch warm en de stoel zwaar, zo heuvel op. Als ze terug is en bovenaan naast het podium wordt neergezet, heb ik meer weesgegroetjes gehoord dan in heel mijn leven hiervoor. Dat wil toch wat zeggen, want ik kom uiteindelijk uit een katholieke familie. Er wordt nog meer gebeden en de bisschop van Le Puy geeft alle hoge heren de mogelijkheid om wat te zeggen. Dat doen ze en als dat gebeurd is, krijgt de massa de zegen. Vijf bisschoppen synchroon. Dat moet toch goed zijn. Ik zie rechts van me de gerant van het Spaanse restaurant omhoog rennen om dichterbij te zijn. Daar zal de zegen nog wel sterker en beter zijn. Misschien vraagt hij wel vergiffenis voor wat hij zijn klanten aandoet. Na de zegen krijgen de vijf applaus. Dat snap ik niet. Zo geweldig was de voorstelling nou ook weer niet. Ik ga de trappen niet op, want daar staan net als gisteravond, strategisch opgesteld, de collectebussen.
Het is goed dat ik dit heb meegemaakt. Gelukkig in een gewoon jaar. Het is druk in de jaren dat het feest van Saint-Jacques, op 25 juli, op een zondag valt. In een jaar dat de aankondiging van de geboorte van Christus, op 25 maart, negen maanden voor 25 december, samenvalt met Goede Vrijdag schijnt het helemaal spektakel te zijn. Een jubeljaar. Dat komt minder vaak voor. Pasen valt altijd op een zondag. De eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Reken zelf maar uit wanneer het feest is. In die jaren zijn er veel, heel veel pelgrims in Le Puy. In 1407 kwamen er 200 pelgrims om in de drukte van de massa. De Rue des Tables is smal. Le Puy is klein. Dat was goed, want het was lijden en dood. En dat is erg christelijk. Zeker op een pelgrimstocht. In 1429, een jubeljaar, kwam Isabelle Romée ondanks dat risico naar Le Puy om te bidden voor het welslagen van haar dochters’ onderneming. Het is gewoonte om gebeden mee te geven aan pelgrims die ze dan in Compostela prevelen. Ik vraag me af wat ze over de afloop van haar dochters’ operatie in relatie met pelgrims heeft gedacht.
Ik heb genoeg gezien van Le Puy. Het wordt koeler. Niet koud. Het blijft tussen de 25 en 30 graden. Maar het is loopbaar. Ik heb hier niets meer te zoeken.
Het is tijd voor de GR65. Het is tijd voor de Route Saint-Jacques.